Verlichting behoorde lange tijd niet tot de standaarduitrusting van nieuwe rijwielen; verlichting was vrij kostbaar en afhankelijk van persoonlijke voorkeuren. Pas na WO2 zou Fongers standaard elektrische setjes op zijn nieuwe rijwielen monteren. Dat neemt niet weg dat Fongers al in 1929 met een eigen verlichtingslijn startte. Dit setje, dat zeer waarschijnlijk bij Lucifer in Geneve werd gemaakt, kon voor 11 gulden worden aangeschaft.
Het vermogen van de dynamo was met 1,2W nog gering. De vorm van de dynamo lijkt sterk op die van Lucifer (in Nederland onder de naam VT op de markt gebracht), maar heeft een andere hals (taps in plaats van recht) en een andere stroomafnemer dan het gangbare VT model. De vernikkelde lamp heeft een andere bevestigingsconstructie dan de FG lampen die vanaf 1933 op markt kwamen. Er zijn maar weinig van deze setjes geleverd, gemeten aan het aantal exemplaren dat is overgebleven.
In 1933 komt Fongers met een moderner setje op de markt, dat al voor 7 gulden verkrijgbaar is. Het is niet duidelijk door welke fabrikant dit setje (en de daarop volgende) werd gemaakt; mogelijk het Duitse Kestein?
Dit setje wordt op veel grotere schaal gemonteerd; vanaf de jaren ’30 raakt elektrische rijwielverlichting steeds meer ingeburgerd. Fongers leverde geen achterlichtje bij deze set, wat waarschijnlijk verband houdt met het feit dat achterverlichting pas in 1938 in Nederland verplicht werd (voor licht aan de voorzijde gold die verplichting al vanaf 1906).
In 1936 verschijnt een nieuwe lichtere, krachtiger dynamo (4W), die in verschillende uitvoeringen te verkrijgen is (waaronder ook met ivoren bovenhuis).
In 1938 verschijnt een wat rankere uitvoering van deze dynamo, in combinatie met een spitsere koplamp.
Als de rijwielproductie in 1946 weer op gang komt, zien we verschillende kleinere dynamo’s langskomen, in combinatie met steeds spitsere koplampen.
In 1956 is de verlichting van de sportfietsen van Fongers min of meer uitgekristalliseerd: een compacte dynamo (nog steeds met de kenmerkende oranje band) en een kleine spitse koplamp met het oranje FG-merk. De dynamo is ook met wit bakelieten onderhuis leverbaar.
Deze modellen worden tot ca. 1963 gemonteerd. Daarna schakelt Fongers over op verlichting van Nordlicht (op de duurdere modellen) of Abana (op de goedkopere modellen). Medio jaren ’60 wordt nog een dynamo met eigen ‘handtekening’ gemonteerd, model Martini.
Fongers heeft op zijn goedkopere modellen vanaf ca. 1939 de goedkopere verlichtingsmerken Pioneer en Amazone gevoerd. Van beide merken zijn uitvoeringen bekend die vrijwel identiek zijn aan de FG-setjes. Van Amazone verschenen in de jaren ’50 en ’60 ook enkele afwijkende modellen.
Fongers heeft twee soorten lamphaken gemonteerd, beide met een eigen ‘profiel’; van 1900 tot 1957 de haakse haak, vanaf 1958 de moderne ‘snephaak’.
Tot slot de achterlichten van Fongers. Zoals vermeld leverde Fongers voor WO2 geen eigen achterlichten. Standaard werd een (blinde) reflector gemonteerd; als in januari 1938 het achterlicht verplicht wordt zien we achterlichten van diverse makelij op Fongers fietsen. Pas rond 1950 komt het eerste Fongers achterlicht op de markt: het bekende Spanninga lampje met Fongers inslag.
In 1957 komt Fongers met een bijzonder eigen achterlicht (waarschijnlijk ook bij Spanninga gemaakt): een langwerpig model in barokke vormgeving, dat met twee boutjes aan het achterspatbord wordt bevestigd.
Vanaf 1965 verschijnen achterlichtjes met de inslag PFG op de fietsen.