Fongers heeft altijd kettingkasten met merknaam gemonteerd. Deze werden niet in eigen beheer gemaakt, maar bij gespecialiseerde fabrikanten (Dover, Brooks, De Woerd). In de jaren rond 1900 zijn leren, stalen en celluloid kasten verkrijgbaar.
In Nederland worden de moleskin en lakdoek kasten het meest gemonteerd. Tot ca. 1955 gaat het om kasten met haakjes, die met vetersluiting worden dichtgemaakt; een relatief kwetsbaar systeem omdat de haakjes door roestvorming afbreken en de veters na verloop van tijd verteerd raken. Dit type kettingkasten behoort tot de meest kwetsbare delen van de fiets. Tegelijk bepalen ze door hun grote oppervlak in belangrijke mate het aangezicht van de fiets.
In Nederland zien we de metalen oliebadkasten weinig gemonteerd, in tegenstelling tot de Fongers fietsen die naar Indië werden geëxporteerd.
In de jaren 50 en 60 worden gangbare kettingkasten gemonteerd (met stripsluiting), altijd voorzien van een Fongers logo.
Op de deelfietsen en supersportfietsen van PFG uit de jaren 60 worden metalen kettingschermen (‘revolverschermen’) gemonteerd.
De kasten op de laatste modellen zijn nauwelijks meer onderscheidend ten opzichte van andere merken.