Modelcodes
Niet bekend is hoe de framenummering in de vroegste jaren plaatsvond, omdat er geen Fongers fietsen van voor 1900 bekend zijn. Modellen werden in de documentatie van 1892 tot 1895 aangeduid met Engelse namen (safety, racer). In 1895 introduceerde men een systeem van modelnummering, lopend van nr. 1 tot en met 16.
Vanaf medio 1897 start Fongers met zijn specifieke systeem van modelcodering, dat tot eind jaren ’50 stand zal houden. Het systeem kent drie niveaus:
- Kwaliteitssoort (1e soort A, 1e soort B, 2e soort en 3e soort)
- Model (bijvoorbeeld het damesmodel BD en het herenmodel CCG; voor uitleg, zie hierna)
- Uitrustingsniveau (freewheel of versnellingen, bandrem of velgremmen etc; de specificaties gingen met de tijd mee).
Ook in 1897 begint Fongers met een nieuw systeem van framenummering. Waarschijnlijk is men in 1897 (bij de start van de nieuwe fabriek) gestart met nummer 1 en zit men in mei 1902 op nummer 10.000, doorlopend tot nummer 94.000 in 1920. Deze nummering is chronologisch en lijkt een getrouwe weergave te zijn van de feitelijke productie. Modelcode en framenummer (in combinatie) worden tot en met 1905 in kleine letters op de linker onderbalhoofdlug ingeslagen. Vanaf medio 1905 (framenummer 17.000) staat alleen de modelcode op de balhoofdlug en komt het framenummer (maximaal 7 cijfers tot 1940) op de linker zadellug. Voorbeeld van een modelcode: BB 60 (duurste herenmodel met een framehoogte van 60 centimeter). De soortaanduiding (bijv. 1e soort C) wordt vanaf 1906 op een klein transfer bovenaan het balhoofd en aan de uiteinden van de spatborden vermeld.
De modelcodering verschuift met de tijd. Zo zijn in 1899 de volgende soorten en modellen te leveren:
1e soort A | Damesmodellen E, F, H | Herenmodellen A, AS, B, BL, BK, C, D, G |
1e soort B | Damesmodellen BD1, BD2, BD3 | Herenmodellen BB, CC, CCZ, BBK, CBK |
2e soort | Damesmodellen BDG1, BDG3 | Herenmodel CCG |
3e soort | Damesmodellen DZ, DZ3 | Herenmodel HZ |
Tandems | Modellen DD, DH, HD, HH | |
Kinderrijwielen | Modellen J, M |
De soortaanduiding is feitelijk overbodig. Zo wordt model E (het duurste damesmodel) alleen in de 1e soort A geleverd. Model BB (herenmodel) valt in 1899 in de categorie 2e soort. Kort na 1900 zou men de 2e en 3e soort niet meer voeren, omdat dit commercieel waarschijnlijk niet handig werkte. Vanaf dat moment worden alleen nog fietsen van de 1e soort gemaakt, met een specificatie van het niveau daarbinnen (A tot uiterlijk F). Het modellengamma verschilde van 1897 tot 1958 per periode; we geven enkele voorbeelden hierna.
In 1921 zijn, als gevolg van de materiaalschaarste na WO I, slechts drie modellen leverbaar
1e soort A | BB (heren), BD (dames) | Uitrustingsniveaus 1, 4, 7s |
1e soort C | HZ, DZ | Uitrustingsniveaus 1, 4, 7s |
1 soort F | HH, HD | Uitrustingsniveaus 1, 4 |
Het kwaliteitsverschil tussen de drie soorten betrof vrijwel alle onderdelen van de fiets. Naast het soort en het uitrustingsniveau kon men ook kiezen voor eigen details (soort kettingkast, versnellingsnaaf, pompje etc.). In feite kon de klant zijn nieuwe Fongers fiets geheel naar wens samenstellen. De bestelde fiets werd in de fabriek gemaakt en enkele weken later via de agent afgeleverd.
In 1928 zag het aanbod er als volgt uit:
1e soort A | BB, BD | Uitr. 1/4/4a/5/6a/6b/7b |
1e soort B | CCG, BDG | Idem |
1e soort C | HZ, DZ | Idem |
1e soort D | HF, DF | Idem |
1e soort E | H, D | Idem |
Bijzonder bij Fongers is dat alle gemaakte fietsen vanaf mei 1902 tot 1955 met hun specificaties in het Seriegarantieboek werden genoteerd. Deze boeken zijn in de Groninger Archieven te raadplegen. Bij veel fietsen is in dat boek ook vermeld aan welke agent zij op welke datum werden geleverd. Bij de oudere fietsen is ook vaak de naam van de klant met zijn adres genoteerd.
In 1931 wordt een goedkoop model geleverd met een afwijkende modelcode: NH en ND (Nederland Dames en Heren). Niet duidelijk is waarom dit model slechts een jaar in het assortiment is geweest.
Begin jaren ’50 stopt men met de soortaanduiding en worden de fietsen verdeeld in segmenten. Het modellengamma in 1955 luidt als volgt:
Standaard | H, D |
Luxe | HF, DF, HZ, DZ |
Toer-sportrijwielen | HTS, DTS, HS, DS |
Speciale toer-sportrijwielen | HSL, DSL |
Luxe sportrijwiel | SH |
In 1959 (het jaar na de grote omslag) schakelt men over op eigentijdse modelnamen, zoals Pionier, Gay Light, Sport Special en Super Sport. Deze modelnamen zijn vermeld op de zitbuistransfers. Framenummers
In de jaren 1897-1902 werden de framenummers (officiële benaming: ‘garantienummers’) in combinatie met de soortaanduiding en modelcode in de linker onderbalhoofdlug ingeslagen. Op de foto betreft het nummer ‘1eB BD3 60 7786’; dit betekent: rijwiel van het 1e soort B, model BD3, framehoogte 60 cm, 7786e fiets sinds start productie nieuwe fabriek in 1897.
Vanaf 1906 komt het framenummer op de linker zadellug en tevens onder het bracket.
De framenummers van 1897 tot 1923 in chronologie met vermelding van de productie per jaar:
Framenummer | Jaarproductie | |
1897 (maart) | 0 | 500 |
1898 (jan.) | ca. 500 | 1.500 |
1899 | ca. 2.000 | 2.000 |
1900 | ca. 4.000 | 2.000 |
1901 | ca. 6.000 | 3.000 |
1902 | ca. 9.000 | 2.900 |
mei 1902 | 10.000 | n.v.t. |
1903 | 11.900 | 2.100 |
1904 | 14.050 | 2.400 |
1905 | 16.400 | 2.100 |
1906 | 18.550 | 3.000 |
1907 | 21.600 | 4.150 |
1908 | 25.750 | 3.900 |
1909 | 29.660 | 6.200 |
1910 | 35.900 | 5.500 |
1911 | 41.400 | 5.400 |
1912 | 46.800 | 6.250 |
1913 | 53.050 | 5.000 |
1914 | 58.050 | 6.300 |
1915 | 64.350 | 4.700 |
1916* | 69.000 | 4.700 |
1917 | 75.000 | 6.000 |
1918 | 80.000 | 5.000 |
1919 | 85.000 | 3.000 |
1920 | 88.000 | 3.500 |
1921** | 91.500 | 5.500 |
1922 | 97.000 | 6.500 |
1923 | 103.508 | p.m. |
Vanaf 1922 tot 1940 beginnen de framenummers met de laatste twee cijfers van het fabricagejaar (bijv. 22 voor 1922), gevolgd door 4 cijfers (in sommige jaren vijf cijfers, wanneer de productie de 10.000 fietsen te boven gaat). Voorbeeld: framenummer 244-22 duidt op een fiets uit 1924 en wel de 22e uit het vierde honderdtal van dat jaar. Er zijn ook fietsen bekend uit 1920 en 1944 waarop dit nummersysteem is toegepast.
Door de combinatie van modelcode, framenummer en garantienummer is het eenvoudig Fongers fietsen van voor 1960 te dateren. Kenmerkend voor Fongers is de in de balhoofdlug ingeslagen modelcode; ontbreekt deze, dan is vrijwel zeker geen sprake van een Fongers fiets.
Na 1940 gaat men over op een nieuw systeem van framenummering. Deze nummers beginnen met een letter gevolgd door 4 of 5 cijfers. De lettercodes met bijbehorend bouwjaar:
Z | 1940 |
K | 1940/1 |
F | 1941/5 |
N | 1942/7 |
G | 1948 |
E | 1949 |
R | 1950 |
S | 1951 |
H | 1952 |
W | 1953 |
V | 1954 |
Y | 1955 |
T | 1956 |
C | 1957 |
D | 1958 |
L | 1959 |
P | 1960 |
M | 1961 |
U | 1962 |
B | 1963 |
X | 1964 |
A | 1965 |
Z | 1966 (letters vanaf dit jaar achter de getallen!) |
K | 1967 |
H | 1968 |
T | 1969 |
A | 1970 |
Bijzondere modellen (bijvoorbeeld afwijkende frames) krijgen vóór de jaarletter de letter A toegevoegd, gevolgd door een nummer met maximaal drie cijfers (bijv. AN 20 duidt op de twintigste bijzondere fiets uit bouwjaar 1946). De framenummers worden van 1961 tot 1970 vaak weer op de linkerbalhoofdlug ingeslagen (dezelfde plek als voor 1906).
Waar de frames van Fongers dus vrij eenvoudig zijn te dateren, wil dat niet altijd zeggen dat daarmee de fiets ook is gedetermineerd. Fongers maakte van specifieke frames (bijvoorbeeld de BB-frames van 65 cm) vaak batches van honderd en monteerde deze af naar gelang de vraag. Zeker bij minder courante modellen wil de geleverde fiets dus wel eens een of meer jaren jonger zijn dan het framenummer doet vermoeden. Het is zaak ook naar de onderdelen van de fiets te kijken voor nauwkeurige datering. Zo bieden achternaven of trommelremmen ook vaak informatie over de fabricagedatum.