Fongers heeft lang de cranks voor zijn rijwielen zelf gemaakt. Tot 1905 ging het om platte cranks voorzien van een pedaalspie; waarschijnlijk dateert deze laatste toevoeging uit de late jaren 90, toen linksdraaiend schroefdraad nog geen gemeengoed was. Met de pedaalspie kon het pedaal worden vastgeklemd in het crank-oog.
Lange jaren zou Fongers zijn kenmerkende vernikkelde cranks met afgevlakte zijden maken, voorzien van het Fongers-merk.
Vanaf de jaren 30 worden deze cranks verchroomd. In de naoorlogse jaren betrekt Fongers cranks en kettingwielen van derden, ondermeer Bayliss & Whiley. In de jaren 60 wordt vaak de naam Fongers weer ingeslagen.
Fongers paste altijd goede crankspies toe; zwaar vernikkeld of verchroomd.
De kettingwielen van Fongers hadden bij de damesmodellen meestal 40 of 42 tanden en bij de heren 50 tanden. Fongers had een eigen ontwerp voor de kettingwielen op de duurdere modellen bestaande uit een patroon van sleuven. Op de modellen van voor 1906 liggen deze sleuven dichter op elkaar dan op de latere modellen.
Kenmerkend voor de oudere Fongers kettingwielen is de driepoot die met bouten aan het kettingwiel is bevestigd. Op de goedkopere modellen worden voor WO2 andere kettingwielen gemonteerd. Het typische Fongers kettingwiel met sleuven (in eigen beheer gemaakt) wordt na WO2 niet meer gemonteerd.
De pedalen van Fongers zijn altijd goed herkenbaar aan de merknaam in de rubbers. Zowel witte als zwarte pedalen werden gemonteerd, waarschijnlijk niet van eigen fabrikaat. De damespedalen zijn altijd smaller (8 cm) dan de herenpedalen (10 cm). In de jaren voor WO2 hebben de pedalen opstaande randjes waartussen de schoen min of meer geklemd kan worden. Vaak zijn deze aan de buitenzijde weggeslepen. Begin jaren 60 schakelt Fongers over op Union pedalen zonder merknaam.